Hierbij het relaas van een wanhopige en gefaalde poging tot onsterfelijkheid. Als boetedoening en "een stukje closure" zal ik dit drama in plaats van ontkennen en doen alsof er niets is gebeurd "ownen" door te benadrukken dat dit alleen maar kon gebeuren door de totale overmacht en dominantie die ik in de aanloop naar het cruciale moment zorgvuldig had opgebouwd. De kritikasters die mijn gallery play veroordelen geef ik het te doen hun partij zo op te bouwen dat ze een stelling als die op zet 29 en daarmee überhaupt zo'n gelegenheid bij uitstek tot gallery play voor elkaar krijgen. Ze kunnen hun borst nat maken. Geen enkele zwartspeler, zeker ook gewaardeerd tegenstander Kanis, zou dit als de partij wél ergens om was gegaan kunnen navertellen, want dan had ik het gewoon genadeloos en zakelijk - dan maar lelijk - afgemaakt, dus neem mijn dinsdagavond-alfamannetjes-gedrag met dat stoere dameoffer en die obsessie voor per se dat mat met dat stille zetje met het korreltje zout dat het verdient. Het is juist het feit dat het om een onbeduidend intern potje ging dat het voor mij - tijdens de partij al (dus niet alleen ná de partij), want toen wist ik, al ruim 6 zetten van te voren bovendien, hoe ik het anders gewoon zou afmaken zonder poespas - rechtvaardigde eens niet zo zakelijk en klinisch te zijn als ik dat in competitie- of toernooiwedstrijden wél ben. Een soort guilty pleasure waaraan ik voor deze ene keer eens toegaf, om te weten waarom ik dit soort grappenmakerij normaal gesproken wél tot in de analyse achteraf bewaar, als het punt is binnengehaald. Ik voelde me als een spits die normaal zijn strafschoppen saai met een hard schot in de juiste hoek scoort, maar nu eens bij een 10-0 stand in een oefenwedstrijd tegen de IJsselmeervogels een keer leuk een Panenka probeert om het publiek te vermaken.
Wunnink-Kanis: die Nimmergrüne
Hoe Wunnink dan maar zichzelf te slim af was, omdat de tegenstander te murw was gespeeld om dat zelf nog te kunnen.