Iedere schaakschlemiel wil uit de aard der zaak de schaakschlemiel tegenover zich van het bord vegen, de vijandige koning in z’n zak stoppen en met een rechte rug en opgeheven hoofd tussen het handenschudden door gewoon weglopen. Maar voordat men de overwinning kan omhelzen moet men eerst drie en een half uur zich mentaal en emotioneel uithongeren en kaalplukken.
Men moet eerst een plan bedenken of het plan van de tegenschlemiel proberen te doorgronden, begrijpen. Er moet worden gecalculeerd en getaxeerd, misleidingen geconstrueerd, stukken geofferd worden, afgeruild worden, keuzes worden gemaakt eventueel een matnet geweven en als aan het eind na drie en half uur gepiep en geknars in het hoofd in gierende tijdnood ook nog een eindspel uitgevluggerd worden.
Aan tegenschlemielen geen gebrek daar in Amstelveen. Acht heren betraden de schaakarena. De bretels strak aangetrokken, de mouwen opgestroopt, potlood achter het oor. Wij, het 13e regiment der Caïssaïanen, zouden de bretels weleens even laten knappen en de oortjes laten gloeien dat de potloden tussen schedel en oorschelp zouden kromtrekken.
Uw oorlogscorrespondent van dit 13e regiment bericht vanuit zijn oorlogstent of daaromtrent.
Laat ik beginnen met de einduitslag: Caïssa – Pegasus: 5½ -2½.
20.00 uur. Startschot.
Aleks aan bord 1; opent met d4 en verliest van zwart met 3 dames op het bord.
En wederom wist hij publiek om zich heen te organiseren; wederom liet hij zien hoe de mens in zijn race tegen de tijd, gelijk een Philias Fogg, moet zien te overleven alle verheven schaakidealen ten spijt.
Aleks moet toch enige tijdnoodtolerantie hebben ontwikkeld daar hij in zijn vorige externe wederom tegen de tijd vocht. Maar het was hopeloos. Stukken vielen van het bord; handen grepen mis en de tijd die zich niets van als dat misbaar aantrekt, tikt door en door en door tot de vlag valt. Boem! Uit!
Jan aan bord 2; opent met e4, schaakt zich losjes naar de winst en is weer weg. Belangrijkere zaken. De man moest naar elders. Hij was even snel weg als Asterix na een gulle slok toverdrank terwijl zijn tegenstander met zijn hand boven het schaakbord bleef hangen in de verwachting die van onze Jan te kunnen schudden. Kapitein Leneke had weer wat om uit te leggen aan de man die zich zijn winnaar slechts zal herinneren als een wegstuivende stofwolk.
Maar onze Jean heeft het devies van ons 13e regiment ‘Veni Vidi Vici’ op grootse wijze vorm gegeven.
Aan het derde bord hebben zich taferelen afgespeeld waar Bobby Fischer tijdens het wereldkampioenschap schaken 1974 zijn vingers bij had kunnen aflikken (Rutte 2011).
Een sketch voor twee schakers en een klokschaakklok.
Jord opent met e4 en kreeg tot zijn genoegen e5 terug. Ik had van hem vernomen dat hij uit solidariteit met het Iberisch schiereiland met het Spaans zijn medeleven wilde betuigen door zich deze opening eigen te maken tot het Spaanse begrotingstekort tot onder de drie procent van het bruto binnenlandsprodukt is geraakt. Een goed plan, zie-ei ik tegen hem en dacht die is qua schaaktheorie voorlopig onder de pannen en Spanje kan in dier voege rustig haar economie op orde brengen. Jord loopt altijd een beetje rond, komt terug, doet een zet en loopt weer wat rond.
Na de 27e zet staat ie op loopt zoals gebruikelijk z’n rondje, komt terug en ziet zijn tegenstander met de klok onder zijn arm de wc invluchten. Zijn tegenstander een overijverige boekhouder met een handschrift en een schrijfdrift waar zijn notieboekje niet goed op berekend was. Dus, weg klok, weg tijd, weg de reeds gedachte tijd en weg de nog te denken tijd. Rumoer! Bij schaakwedstrijden is het niet gebruikelijk de pleuris te laten uitbreken of de stukken door de zaal te meppen als er zich iets ongeregelds voordoet. Maar als de tegenstander met de klok onder zijn arm, die niet eens zijn eigendom is, in paniek de speelzaal uitbeent om zich op het herentoilet op te sluiten, is er sprake van ernstige ontregeling. De kapiteins van beide schaakbataljons komen in vergadering bijeen terwijl Jord met de rug van zijn hand aan het voorhoofd op de achtergrond roept: Me klok, me klok, waar is me klok?!
We wisten natuurlijk ook niet of de klok op de wc gewoon zou doorlopen of dat de klokkendief iets met het mechaniek van plan was, want als je er met een schaakklok ervan doorgaat ben je tot alles in staat. Natuurlijk Jord kon van de weeromstuit geen nadere uitleg meer geven en al helemaal niet over zijn gevoelens op dat moment spreken. Uiteindelijk verzamelde zich een kleine menigte voor de wc-deur en heeft de portier annex conciërge en ook kantinehouder de juiste wc-deur opengebroken en de zwartspeler naar zijn stoel gedragen om de partij uit te spelen. Van de klok werd echter niets meer vernomen. Er werd een andere klok geïnstalleerd met geschatte bedenktijd voor beide combattanten. Jord was natuurlijk behoorlijk uitgespaanst. Hij ruilde de dames en bood ontredderd remise aan. De ware toedracht van deze historische gebeurtenis zal nooit meer te achterhalen zijn. Later hoorde ik nog een andere versie maar daarvan moest ik de geloofwaardigheid in twijfel trekken.
Leneke, bord vier. Daar hoort zij normaal niet te zitten, maar onze jongste flierefluiter Alexander. Maar Alexander de Flierefluiter was door zijn zaakwaarnemer naar een ander fluitconcert gedirigeerd dus Leneke kon naar hem fluiten. Volle moed was in El Capitano gevaren. Zij zou het vierde bord bespelen. En jawel hoor. E4 was die avond blijkbaar populair want ook Leneke met zwart zag het spel geopend worden met e4, waarop zij de e-pion recht op de mond kuste met e5. Nadat zij na vele externe ontmoetingen haar hoogopgeleide hoofd in haar schoot of in die van haar tegenstander moest leggen, gaf het vierde bord haar de zo vurig gewenste schaakvleugels. Na de twaalfde zet had ze zwart kreupel gespeeld. Kermend van de pijn liet zwart zich de dame van het bord eten, boog het hoofd en droop af. Gefeliciteerd. El Capitano zal niet meer van het vierde bord weg zijn te slaan.
Adjudant Wiggelendam zat naast haar kapitein aan het 5e bord en speelde óók e4. Wat is dat toch met die e4? Ze speelde de open F-lijn variant van het Siciliaans. Op de negentiende zet stond haar stelling als een huis met inderdaad het bekende beeld van de open F-lijn-variant: twee torens als geweldenaren achterelkaar in slagorde en haar witte dame moest nog even wat plooien op de C-lijn wegstrijken maar zou aanstonds ook op de F-lijn aantreden om de koning op F8 te onttronen. Maar zwart wilde dames ruilen. Niet ruilen kostte een pion maar wat is nou een pion met drie op één rij in de F-lijn-variant? e bent vrouw en je schaakt. Ga je dan dames ruilen of ben je loyaal aan je eigen dame – in psychoanalytische zin trouw aan jezelf – en denkt: ‘stik maar met je dameruil’; hier mat in drie!’ Met rode vlekjes in haar nek ging Anneke op de dameruil in. Na twintig minuten wikken, wegen en beschikken had ze haar pion gespaard maar had haar vrouwzijn opgeofferd.
Trwijl bord vier zonder klok zat beschikten deze spelers nog wel een klok; zwart had nog vijf minuten, wit nog zesentwintig! Wat te doen voor wit? Antwoord: Niets, nada. De tijd werkt in je voordeel. Men hoeft niet eens een slecht mens te zijn om met zo’n voordeeltje op de loop te gaan. Maar zo zit de adjudant niet in elkaar. Haar tegenstander bood remise aan en ook hier geldt het Caïssaïaanse credo: ‘Stik maar met je remise, Watjo; ik wacht wel tot je door je klok gaahaat.’
Ze moet gedacht hebben: liever een eerlijke remise dan een zelfgenoegzaam en onbarmhartig wachten op de vlag; ½ -½.
Ome Dick zat aan bord 5.
e4 e5!!!
Nog warm van de eerste kloeke openingszetten en ome Dick was zijn mouwen al aan ’t opstropen om de Koninklijke veste te kunnen bestormen toen ie zag dat zwart’s centrumpionnen vreselijk geïsoleerd stonden. Maar hij liet de centrum- pionnen voor wat ze waren. Tactiek en strategie moesten het veld ruimen voor mannelijke hitsigheid. Ruim voor de eindtijd kwam hij tot bezinning but his noble art of self-defence behoedde hem voor een smadelijke nederlaag; ½ – ½. Na een schoon T-shirt en een schoon overhemd aangedaan te hebben kon ie volop genieten van de theatrale doodsstrijd van Aleks.
Ik zelf zat aan bord zeven. Normaal schudden de tegenstanders elkaar één keer de hand en begint de strijd. In mijn geval moest ik twee keer handen schudden. Mijn tegenstander was namelijk geen lid van de SGA en mocht daarom niet spelen. De regels zijn streng of ze nu uit Amsterdam of uit Brussel komen. Even gauw SGA-lid maken dat kon niet. Er moest een andere gekwalificeerde tegenschaker gevonden worden. Nu zijn de gekwalificeerde schakers in zoiets als in Amstelveen bijna niet te vinden. Die avond hadden ze er acht op de kop weten te tikken, dachten ze. Het waren er maar zeven. Zeven schakende dwergen zonder sneeuwwitje. Het dertiende regiment heeft tenminste nog twee sneeuwwitjes. Waar haalt men zo gauw een gekwalificeerde dwerg vandaan om een potje schaak te spelen? Ergens moest er toch wel een tegenstander zijn die tegen mij mocht schaken? En ja, hoor. Uit de kantine werd een meneer opgehaald; hij had een startbrevet. Ondertussen had ik heel gemeen de klok al aangezet. Een heer op leeftijd die niet precies wist wat ervan hem gevraagd werd maar toen ik voor de tweede keer mijn hand uitstak ten teken dat wij samen een wedstrijd moesten spelen, begreep hij meteen wat de bedoeling was. Omdat zijn armen net iets te kort waren om de stukken netjes in het midden van het veld te plaatsen, had ik met hem een ‘ generaal touché ‘ betreffende het plaatsen van zijn stukken afgesproken. Tot mijn grote vreugde hoefde ik dat maar negentien keer te doen. Op de twintigste zet ging hij mat. Ik heb hem daarvan heel beleefd op de hoogte gebracht; maar verder een vriendelijke vent.
Nu dat punkjoch van een Alexander, onze benjamin. Hij moest elders een flierefluitconcert geven en kon niet komen. Alleen hij had dit niet verteld aan El Capitano. Het vierde bord was nu leeg. El Capitano zou zich aan het vierde bord zetten maar dan nog heb je een dwerg te kort. Leneke zoekt contact met het hoofdkwartier: ‘Hier het dertiende regiment in het buitengebied…….hoort u mij……..hoort u mij! Kunt u mij één soldaat sturen………… één van onze kanonnen zijn onbemand. Stuurt mij een soldaat……….maakt niet uit welke……anders hebben we op voorhand een nul…….ja, een nul!’
‘Ja, we sturen iemand’.
Wie kan je zo gek krijgen om op een dinsdagavond naar Amstelveen af te reizen om de troepen te versterken? Dat is minimaal een half uur fietsen.
Van alle driehonderd en veertig leden van Caïssa is er maar één die je daarvoor kan krijgen. Gezocht: Redder in de nood met een fiets.
Het was nu in ieder geval een probleem van het Roelof Hartplein.
Na drie kwartier kwam er een bezweet en luid pratende man met rugzak de speelzaal binnen: Tjerk! Het regiment was gered. De klok had al dertig minuten van zijn tijd weggetikt.
Zijn tegenstander die Tjerk niet kende schudde hem verbouwereerd de hand. Toen ging Tjerk pas zitten. Hij speelde met wit en opende ook met e4. Dat was de zesde met e4! Met dertig minuten achterstand en een toren voor kon de zwartspeler na een uurtje inpakken; 1 – 0 voor Tjerk.
Dat bracht de eindstand op 2½ – 5½ in het voordeel van het 13e Caïssaïaanse regiment ondanks drie buitengewoon merkwaardige gebeurtenissen.
Ik heb nu geen inspiratie meer voor een eindverslag van de speelse wederwaardigheden van ons team tijdens het seizoen 2011-2012. Toch heb ik die wel te boek gesteld alleen die jullie in het binnenkort uit te brengen Caïssa Nieuws kunt lezen.
Dit was uw oorlogscorrespondent. Hij heeft bericht vanuit zijn oorlogstent of daaromtrent. Ik dank u. Roel Polak.