Het gebeurt niet vaak dat je schaakt tegen een 101-jarige. Als dat dan ook nog eens leidt tot een spannende partij waarin de eeuweling zich van zijn strijdlustigste kant laat zien, kan je met recht spreken van een memorabele avond.
Tegen acht uur loop ik de speelzaal van Caissa binnen en zie de gezellige drukte die het begin van de speelronde kenmerkt. Maar er is iets aan de hand. Men doet hun best om mijn binnenkomst niet op te merken, en er wordt betekenisvol onderling gefluisterd. Verbaasd begeef ik me naar de bar.
Terwijl ik aan de bar op mijn bestelling wacht, merk ik dat mijn buurman verholen naar me kijkt. Ik draai me naar hem toe en vraag:
“Frans, wat is er aan de hand?”
Verschrikt kijkt hij me aan, en ik meen iets van ontzag in zijn ogen te lezen. Als een kat die in de koplampen staart. Te laat om weg te rennen. Frans slaat even zijn ogen neer, kijkt me dan recht aan en zegt:
“Weet je het dan niet?”
“Nee, wat is er dan?”
Hij aarzelt, weegt zijn woorden. Dan zegt hij – en weer zie ik het ontzag in zijn ogen: “Je speelt vanavond tegen Professor Van Hulst!”
Professor Johan van Hulst! 101 Jaar inmiddels. Een formidabele leeftijd, een formidabele schaker. Zijn ervaring weegt inmiddels niet altijd meer op tegen de energie van de jeugd, maar elke partij trekt hij weer fris van leer. Niet voor niets zei onze eigen wildeman (op het schaakbord) Coen Venema eens: “de heer Van Hulst, leuk, je weet zeker dat het geen schuifpartij wordt en dat er scherp gespeeld gaat worden.”
Professor Johan van Hulst (vanaf nu Johan te noemen) zit al klaar. Hij begroet me met luide stem en een brede lach:
“U bent mijn tegenstander van vanavond, wel, dat wordt een zware partij voor mij!”
Glimlachend antwoord ik dat hij zich in de underdog-positie probeert te manouvreren, maar dat ik wel beter weet dan dat. Hij wil er niet van horen.
“Professor Elo liegt niet, meneer!”
En dan begint de partij. Het begint rustig in de toepasselijk oude Cambridge Springs variant van het damegambiet – uit 1904, ouder dan Johan zelf! Johan zit breeduit tegenover me, licht onderuitgezakt, vrijwel roerloos – een beetje alsof hij in zijn luie stoel zit. Af en toe gromt hij lichtjes, het lijkt een beetje op snurken, en ik vraag me af of hij misschien in slaap zal vallen. Of hoop ik dat? Want van slaperigheid blijkt niets op het bord! De partij gaat twee uur lang gelijk op, ik krijg met de witte stukken niet meer dan een klein initiatief. Tot het moment dat Johan zijn geduld verliest. Met geweld probeert hij het initiatief naar zich toe te trekken middels een opmars op de koningsvleugel. Dat werkt echter als een boemerang en zijn eigen koning komt zwaar in de verdrukking. Zijn stelling is rijp voor de sloop. Wat kan hij nog doen? Op dat moment lijkt het me een uitgelezen moment voor hem om te bezwijken: hij heeft tenslotte goed partij geboden, zijn tanden laten zien, zijn schaaktalent opnieuw bewezen. In gedachten noteer ik het punt al.
Maar ik heb buiten de waard gerekend! Met allebei nog een half uur op de klok begint Johan zich te verweren als een getergde leeuw. De slaperigheid is volledig verdwenen. Achteraf verdenk ik de oude vos ervan dat hij mij een streek heeft geleverd. Hij vleide me als de domme raaf, suste me in slaap met zijn schaapskleren, en liet pas zijn tanden zien op het moment dat ik het niet meer verwachtte. Hij speelt ineens snel en krachtig, zet zijn stukken hardhandig neer op de beoogde velden, en begeleidt menige zet met een krachtige klap op de klok. En zie wat er gebeurt: het tij keert, winstkansen vervliegen als een fata morgana, en de mij resterende tijd slinkt zienderogen. Maar dan krijg ik een tweede kans: via een prachtig dameoffer kan ik afwikkelen naar een gewonnen eindspel. Gaat Johan dan nu eindelijk ten onder? Hij heeft nog maar één troef, een klein pionnetje, ver verwijderd van het strijdtoneel, zich eenzaam vastklampend aan de rand van het bord.
Johan leunt tevreden achterover. Hij ziet zijn laatste troef, zijn laatste kans. Een kleine kans lijkt het, een verloren schaap. Maar hij weet beter, en zijn tegenstanders zouden inmiddels ook beter moeten weten. Zijn schapen zijn namelijk uitsluitend wolven, wolven in schaapskleren. En deze wolf heeft bloed geroken. Krachtig dirigeert Johan het kleine pionnetje naar de overkant, ziet de twijfel bij zijn tegenstander toenemen, zijn tijd opraken. Hij weet dat hij weer volop meedoet in de partij, en dat zijn tegenstander risico’s zal moeten nemen als hij nog wil winnen – met reëele kansen op verlies als inzet. Johan besluit dat het moment is gekomen om zijn schaapskleren af te werpen. Met blikkerende tanden, zijn mond geplooid in een spottende grijns, vraagt hij met een stem zoet als stroop:
“Speelt u nog op winst?”
Met nog luttele minuten op de klok hoor ik Johans vraag, zie hem grijnzend voorover leunen, vol vertrouwen in het gezonde kwartier dat hem nog rest en de kracht van zijn vrijpion, en doorzie zijn streken. Deze wolf is niet meer tevreden met remise, hij is uit op bloed. Zijn vraag is retorisch, een honende uitdaging. Je hebt je hand overspeeld jongen, en verwacht van mij geen barmhartigheid. Er is maar één antwoord mogelijk: de dood of de gladiolen. We begrijpen elkaar als ik zijn blik beantwoord en het enig mogelijke antwoord geef:
“Ja.”
Mensen hebben zich verzameld rond ons bord zoals toeschouwers zich ooit verzamelden in het circus van Rome, verenigd in hun lust voor bloed. Zij zien de wanhopige laatste tegenaanval van de jonge favoriet met zijn vlag op vallen; zij zien de oude vos die nu alle voorwendselen van zijn stramheid geheel van zich af heeft geworpen, en in de volle wetenschap verkeert dat hij zijn tegenstander in de touwen heeft. De laatste pionnenrace en promotie, en de oude vos redt het net…
niet.
Vlak voor de laatste pion van het bord gaat spreidt Johan zijn armen en kijkt me aan. Hij zegt niks, woorden zijn overbodig. Ik zet de klok stil. Remise.
“Wilt u nog analyseren?” vraag ik hem. Ook een retorische vraag, ik weet het antwoord al.
“Nee, ik moet maar eens naar huis. Ik ben moe. Màg het?”
Coppoolse, Eric (0) - Van Hulst, Johan (0), 2012.03.13
We hebben genoten van het schouwspel. Bedankt.
Inderdaad, een heerlijk verslag!
…en daarom is het ook zo leuk om dinsdags te komen schaken bij Caissa… Hulde aan Eric en vooral hulde aan Johan. Ik heb dan ook niet echt getreurd na mijn smadelijke naderlaag zo pal naast dit heerlijke gevecht…
Wat een heerlijke partij en mooi verslag om te lezen. Dank, Eric. En dank, Johan, dat je nog zo goed kan schaken!
Fantastische partij! Prachtig verslag! Dank aan beiden.