Zaterdag 21 mei, op de Jubileumdag, komt het Jubileumnummer van CaissaNieuws uit! U kunt alvast een kijkje nemen in het nummer middels deze voorpublicatie van het Feuilleton. Het gaat dit keer over een Jubileumdag die verdacht veel lijkt op de onze...
Feuilleton deel 4: Jubileum!
voorpublicatie uit CN427
De zon brandt onbarmhartig neer op het Vondelpark. Het is zaterdag, begin van de middag, en het grasveld rondom de Grote Vijver ligt vol met mensen. Het is zo warm, dat één jongen zelfs verkoeling heeft gezocht onder de fontein in het midden van de vijver – het water komt daar overigens maar tot net boven zijn knieen. Overal zie je lichamen, veel mooie lichamen, ook minder mooie, maar vooral blote lichamen – in deze hitte is elk kledingstuk teveel. Daarom is het des te opmerkelijker dat er in de verte een dichtbehaarde bruine beer komt aangefietst.
Waar je normaal gesproken grote paniek zou verwachten bij de verschijning van een bruine beer in het Vondelpark, overheerst hier merkwaardig genoeg de hilariteit. Begeleid door gefluit en gejoel rijdt de beer voorbij de Grote Vijver en slaat rechtsaf de Jacob Obrechtstraat in. Doelgericht manouvreert hij zich door de statige straten van Oud-Zuid. Uiteindelijk slaat hij aan het einde van de Van Bronckhorststraat weer rechtsaf en zet zijn fiets in het fietsenrek van huize Lydia – de thuishaven van schaakclub Daphnis.
“Hé daar heb je Tinus!” “Tinus!!!!” Meteen dromt een groepje lachende kinderen om de bruine beer heen, die net zijn kop heeft afgezet. Daaronder blijkt inderdaad het rode, oververhitte hoofd van Tinus te zitten. Zijn haren zijn drijfnat en plakken langs zijn gezicht, het zweet loopt in straaltjes via zijn nek zijn berenlijf in. “Raaaahhhhgrrrrr”, gromt Tinus en maakt voor de grap met zijn klauw een slaande beweging, die kleine Tim vol in zijn gezicht raakt. Kleine Tim kijkt hem even verbaasd aan en rent vervolgens huilend huize Lydia in.
“Ja sorry jongens”, mompelt Tinus. “Ongelukje… Gaan jullie maar weer verder met schaken, ik ga wel even naar Tim toe”. Toch een beetje geschrokken gaan de kinderen weer verder waarmee ze bezig waren. Er is een levensgroot schaakbord met stukken zo groot als de kinderen zelf, en in het plantsoen voor huize Lydia wordt condi-chess gespeeld: een combinatie van schaken en hardlopen waarbij de schaakklok vele meters verwijderd is van het schaakbord – na elke zet moet er een sprintje getrokken worden naar de klok en weer terug naar het schaakbord. Als Tinus de trap oploopt naar de ingang, hoort hij de kinderen alweer lachen – uit zijn ooghoeken ziet hij hoe ze de Klap van de Bruine Beer nadoen… Hij zet zijn berenkop weer op.
In de gang naar de speelzaal hoort hij al het gezwollen stemgeluid van Brobbels, de gewichtige voorzitter van de club – Tinus schat hem op minstens 150 kilo. Brobbels zit midden in zijn toespraak. “Dus u ziet, waerde clubgenoten, dat we kosten nog moeite hebben gespaerd om van deze jubileumviering – 60 jaar mensen, 60 jaar – een doorslaend succes te maeken!” Zijn parmantige snor krult van trots een beetje omhoog. “Maar laat ons nu in gedachten weer retourneren naer de bovenzael, de zael waar u allen zich thans bevindt. Alhier is – in tegenstelling tot de benedenzael – de plaats voor luidruchtig vertier.” Tinus weet wat Brobbels bedoelt. In de benedenzaal wordt een schaaksimultaan gegeven door het gewaardeerde clublid èn schaakgrootmeester Twinkel; bovendien is er een blindsimultaan – grootmeester Stellwagen speelt zonder bord of stukken te zien tegen vier Daphnis-spelers tegelijk. Tinus weet wat een enorme concentratie dit vergt – stilte is noodzakelijk.
Brobbels vervolgt: “Hier boven spelen we gongschaek; telkenmaele wanneer deze gong geluid wordt, dient u een zet uit te voeren. En op het podium boven de gong… Ah, daar is hij net! De beer! Tinus, kom toch naer voren! Waerde aanwezigen, op het podium kunt u schaeken tegen onze eigen beer, Tinus! En bij winst eet hij u niet op,” Brobbels’ snor krult weer op van plezier, “nee, u krijgt zelfs een aerdigheidje van hem. Tinus, neem je plaets maer in!”
Applaus klinkt op, weer gejoel. Met een mengeling van trots en gêne baant Tinus – alias de Bruine Beer – zich een weg naar voren. De opmerkingen zijn niet van de lucht… “Tinus, wat zie je er goed uit vandaag!” (Iris) “Ben je vergeten je te scheren?” (Nijlpaard). Enzovoort. Hij speelt het spel mee en heft zijn voorpoten dreigend op naar de dichtstbijzijnde grappenmakers. Tinus beklimt het podium en gaat zitten achter de centraal op het podium geplaatste tafel met schaakbord. Hij hoopt wel een beetje dat zijn berenpak indruk maakt op zijn tegenstanders, want als hij verliest heeft hij een probleem. De ‘aerdigheidjes’ die hij zou meenemen liggen namelijk nog bij hem thuis…