Een jaar of zes geleden belde mijn zuster me. “Olaf, zoiets geks meegemaakt. Ik kwam op mijn werk C.B. tegen. We raakten aan de praat en toen hij erachter kwam dat mijn naam Ephraim is zie hij dat zijn ouders, in Amsterdam, tijdens de oorlog, een arts, Karel Ephraim, heel goed hadden gekend. Dus toen ik zei dat papa Karel heet en arts was geweest en uit Amsterdam kwam zijn we verder gaan zoeken.”
Als mijn zus niet haar meisjesnaam op haar werk zou gebruiken maar de naam van haar echtgenoot was het verhaal dat nu volgt waarschijnlijk voor altijd verborgen gebleven in de immense stapel nooit ontdekte gebeurtenissen.
Mijn zus vertelde verder. “De ouders van C. waren in de oorlog student en hielpen bij het onderbrengen en helpen onderduiken van Joodse kinderen. Dat gebeurde in een crèche bij de toenmalige Hollandsche Schouwburg. Die kinderen werden onderweg wel eens ziek en dan hielp een Amsterdamse arts, Karel Ephraim, hen.”
Het verhaal van de Joodse kinderen die gered werden via de crèche van de school tegenover de Hollandsche Schouwburg is alom bekend. Maar van enige rol van mijn vader hierin was mij niets bekend. Zoals velen van zijn generatie, mijn vader is geboren in 1916, heeft hij nooit veel over de oorlog verteld. Ik vermoedde lang dat hij misschien als student de niet-Jood verklaring had getekend en zich daarvoor schaamde. Niet dat ik hem dat kwalijk zou hebben genomen; hij kwam uit een straatarme familie en moest zijn opleiding aan het Vossius Gymnasium en de Gemeentelijke Universiteit zelf bekostigen met het spelen in jazzbandjes tot diep in de nacht. Hij beheerste alle koperen blaasinstrumenten maar ik heb hem daar in mijn jeugd nooit meer op horen spelen. Waarschijnlijk waren de herinneringen aan die instrumenten, feitelijk gereedschappen voor hem, toch te bitter. Het was crisis en er moest nu eenmaal geld verdiend worden. Oordelen over anderen vanuit een luxepositie in een totaal andere tijd is zinloos en zelfs kwalijk. Na de oorlog zat immers iedereen in het verzet.
Later kreeg hij op relatief jonge leeftijd een zware attaque waardoor hij niet meer kon praten. Een gesprek over het verleden was door zijn aandoening niet meer mogelijk.
Een week later belde mijn zus weer. “Die C.B. heeft mij een oude brief uit zijn familiearchief gestuurd van I. Zij was de derde in de verzetsgroep van zijn ouders. Hij is geadresseerd aan H., dat was de tante van I.”
Het bewijs groeide. H. was de eerste echtgenote van mijn vader. Het leek me niet onlogisch dat een verzetsgroepje eerst hulp vraagt aan familie en intieme vrienden. Verraad lag immers altijd op de loer. Eigenaardigerwijs was de brief in het Engels, ik weet niet waarom.
Uiteraard besefte ik dat ik waarschijnlijk een stuk oude familiegeschiedenis op het spoor gekomen was. Maar: helemaal zeker was ik niet. Wie zou nog informatie hebben, het was meer dan zeventig jaar geleden. Alle betrokkenen waren dood. Ja, allen, behalve een. U raadt het al: de Professor.
Toeval bestaat niet. Twee weken later werd ik op de clubavond voor de interne ingedeeld tegen Johan van Hulst. Eigenlijk wilde ik niet schaken maar praten. Ik werd ingemaakt maar ik mag niet naar excuses zoeken. Met 300 ELO punten en bijna 55 jaar leeftijdsverschil in mijn voordeel legde ik het af tegen de Professor die me in een fraaie aanval van het bord maaide.
We analyseerden en ik kon eindelijk mijn vraag stellen: kende hij mijn vader uit de oorlog? Ik vertelde het hele verhaal. Hij sloot een moment zijn ogen en het leek of alle herinneringen weer even door hem heen gingen.
“Ja, de familie B. ken ik wel. Die waren toen nog niet getrouwd hoor, maar ze scharrelden wel om elkaar heen. Enfin,” de oude man kreeg een ondeugende twinkeling in zijn ogen, “toen heb ik maar een beetje postillon d’amour gespeeld, zal ik maar zeggen. I. ken ik ook, dat was de derde in hun groepje. ”
Maar kende hij mijn vader ook? Of zijn vrouw, H.? De Professor keek langs me heen in de verte. Hij peinsde kort. “Nee, eerlijk gezegd niet. Die namen zeggen me niets.” Hij zag mijn teleurstelling.
“Maar, u moet weten, dat is niet zo gek hoor. De diverse groepen, schakels in de keten, wilden zo min mogelijk van elkaar weten. Wat men niet weet kan men ook niet verraden. De Gestapo kon iedereen aan het praten krijgen.”
We namen afscheid, de Professor was moe. Terecht: wie 103 jaar oud is en zo’n rijk leven heeft gehad als onderwijzer, hoofd der school, hoogleraar, Eerste Kamerlid èn verzetsheld, heeft het volste recht op rust.
Johan van Hulst overleed vier jaar later, iets meer dan twee jaar geleden.
Rust zacht, goede en dappere Professor. U was een gelovig man. Als er een Hemel is dan heeft men u bij aankomst een plaats op de eretribune aangeboden. Als ik u een beetje ken, heeft u dat geweigerd en om een normale plek gevraagd.