Zwart aan zet wint
Bonner – Medina (Haifa, 1976). Zwart heeft de betere stelling. Hij kan een positioneel gevecht aangaan, maar dan duur het lang. Hij kan het ook direct tactisch beslissen. Met welke zet?
Oplossing:
1…Pc3! 2.bxc3 (Het heeft geen zin om met het paard te slaan, want dan is de zwarte vrijpion simpel te bewerkstellingen) 2…a4 3.cxd4 cxd4 4.c3 a3. Het veld c3 blijft de hele tijd ontoegankelijk voor het witte paard en omdat het wit niet lukt dit veld met het paard te bezetten, kan zwart zijn vrijpion verzilveren.
Wit aan zet wint
Hoe komen ze er op!? Dit is zo'n stelling waar je je haren van uittrekt. We zijn de laatste weken aardig bezig met oppositie en doorbraak, maar hier lijkt het toch volslagen onmogelijk om te winnen. Ik hoor graag van iedereen die de oplossing zelfstandig vindt.
Oplossing:
1.Ke1!! Wit doet alles voor de oppositie. Als zwart voorzichtig antwoordt met 1…Kh2 volgt 2.Kf2, Kh3; 3Kf3,Kh2; 4.g4. Hier zien we dat wit de oppositie overneemt en daardoor wint.
Na 1….Kg2 heeft wit echter een doorbraak: 2.g4,fxg4; 3.f5,g3; 4.f6 (niet goed is h6),gxf6; 5.h6,f5; (op Kf3 volgt Kf1 en wit wint ook) 6.h7,f4; 7.h8(D),f3; 8.Da8 en wit wint al de c-pion. De b-pion is ook gedoemd te verliezen.
Probeer ook voor jezelf na te gaan waarom 1.Ke2? En 1.Kf2? Slechts tot remise leiden.
Wit aan zet wint
In de categorie doorbraken: zwart heeft net geblunderd en h6 gespeeld. Daarmee had wit de winst voor het grijpen. Hoe had hij een doorbraak kunnen forceren?
Oplossing:
Uit de partij Eduard Lasker tegen Kurt Moll, 1904.
1.f6,gxf6; 2.f4,Kd5; 3.g5,fxg5; 4.fxg5,Ke6; 5.gxh6,Kf6; 6.Kc2 en zwart heeft zich in de nesten gewerkt en lijdt onder een miserabele zetdwang. Overigens leidt 1.f4 helaas niet tot een doorbraak en is dan ook geen oplossing. Zwart antwoordt met 1…f6; 2.g5,Kd4 en wint zelfs.
zwart aan zet wint
Mohr-Conquest,1989. Im de partij geschiedde 1...,Kc1? en na promotie van beide pionnen is een eindspel van K,D,P tegen K en D ontstaan. Dit is niet meer dan remise. Zwart had echter beter. Welke zet zou het kunnen zijn?
Oplossing:
1…,Pd5; 2.Kxd5 (2.g7 is ook verkeerd: 2…,Pe7; 3.Ke6,Pg8; 4.Kf7,Kc1; 5.Kxg8,b1(D)leidt tot een dame versus b-pion eindspel dat gewonnen is voor zwart. Alleen c- en randpionnen maken een goede kans op remise. Als je het niet meer weet… tijd om de boeken weer eens te raadplegen.)
2…,Kc1; 3.g7,b1(D); 4.g8(D),Db3+ (of Da2+).
Dit valt allemaal onder de noemer: de vijandelijke koning naar een fout veld lokken. Komt in stormlopen van pionnen regelmatig voor.
wit aan zet wint
Een fragment uit de partij Aljechin-Yates, 1910.Zetdwang speelt een belangrijke rol zoals altijd in pionneneindspelen. Hoe zorgt wit ervoor dat hij zwart in zetdwang krijgt?
Oplossing:
1.Kd3 (1.Kd4 is nou net de verkeerde voortzetting, want na Ke6 moet wit weer wijken, dit noemt men mijnenvelden. Ze zijn verboden gebied voor beide koningen: wie als eerste naar een gemijnd veld gaat, is in het nadeel. De andere mogelijkheid 1.Kb4,Ke6; 2.Kxb5,Kxe5; 3.Kxa4,Ke4; 4.b4,Kxe3 leidt tot een dame-eindspel met een a-pion meer voor wit. We gaan hier niet verder op in, maar dit is theoretisch remise.) 1…,Kd7 (zwart past wel op, want Ke6 faalt op Kd4 en zwart moet terugwijken, wit wint gemakkelijk.)
2.e4,f4 (zwart kan de pion niet ruilen, want wit wint op deze manier snel de zwarte pionnen op de a- en b-lijn.)
3.Ke2,Ke6; 4.Kf2!!
De beslissende zet. De velden f3 en e5 vormen eveneens verboden gebied voor de koningen omdat men dan in zetdwang geraakt. Wint wint nu ook de zwarte f-pion en aldus de partij.
Wit aan zet wint
Deze eindspelstudie is veel moeilijker dan die van twee weken geleden. Ook hier verbazingwekkend gemanouvreer van wit om de oppositie te krijgen en ook nog met zijn koning voor zijn eigen pion te komen. Theoretisch zeer leerzaam, dat dan weer wel. Met vier stukken al zo'n complexe situatie: schaken is een rare hobby.
Oplossing:
1.Kf2
Op 1.Kg1,Kd7 is zwart op tijd om zijn pion te verdedigen. Het kost via deze weg immers een tempo meer voor wit om bij de zwarte pion te komen.
1…,h4 (1…,Kd7 2.Kg3,Ke6 3.Kh4 en zwart is te laat)
2.Kg1!! Je leest het goed. (2.Kf3 wordt gevolgd door h3. Als wit de pion neemt is zwart op tijd met de koning op f8 en zoals je weet is een randpion dan niet winnend. Na 3.g4,Kd7 4.Kg3,Ke6 5.Kxh3,Kf6 6.Kh4,Kg6 komt wit niet voor zijn eigen pion, dus ook remise)
2…,h3 3.g3 Niet te ver vooruit, want wit moet met zijn koning voor zijn eigen pion eindigen. 2…Kd7 4.Kh2,Ke6 5.Kxh3,Kf5 6. Kh4,Kg6 7.Kg4 en wit wint het eindspel. Het is hem gelukt voor zijn pion te komen en de oppositie in te nemen.
wit aan zet wint
We blijven in de sfeer van eindspelstudies. Deze is te doen;-) Herinner je je nog de theorie over oppositie en dat de koning voor zijn eigen pion moet kruipen om te kunnen winnen? Okay dan, welk pad moet de witte monarch dan gaan volgen?
Oplossing:
1.Kc2,Ke7; 2.Kb3,Kd6; 3.Ka4 (Kc4,Kc6 leidt tot remise! De witte koning komt niet voor zijn eigen pion).3…Kc6; 4.Ka5 (dreigt Ka6) 4…Kb7; 5.Kb5 en wit heeft de oppositie en kan naar een van de sleutelvelden a6,b6 of c6.
Wit aan zet maakt remise
Nederlanders hebben altijd al een prominente rol gespeeld in studies en schaakopgaven. Zo is het algemeen bekend dat Timman ook op dit vlak zijn merites heeft verdiend. Maar deze week een eindspelstudie van een andere Nederlander: Cor de Feijter, uit 1941. De eerste zet lijkt niet moeilijk te vinden, maar dan?
Oplossing:
1.g7,Te1+ (Op Te8 komt Lh7 en wit is gered) 2.Ld1 (Ka2? verliest na Le5 en zwart heeft een matnet gevonden.) 2…,Te8 (de loper is onaantastbaar omdat wit wint na 2…Txd1+; 3 Kc2) 3.Lh5,Tg8; 4.Lf7,Txg7; 5.g6 en dit heb je misschien al eens eerder gezien. Zwarts toren is opgesloten en tja, Koning en loper zijn niet bij machte om wit naar een patstelling te dwingen zodat de toren bevrijd zou kunnen worden.
wit aan zet wint
Een stelling uit het boek van Arthur Yusupov "Build up your Chess, deel 2", dat als lesstof wordt gebruikt door de deelnemers aan de schaaklessen van Jop Delemarre.
Yusopov schat deze stelling als niet al te moeilijk in, maar dan moet ik vrezen voor mijn schaakpeil, want ik zag het zo snel nog niet. Jij wel?
Oplossing:
Uit de partij Alster-Betak, 1956.
1.Lxh6,gxh6 (als zwart het offer niet aanneemt is het ook snel uit door bijvoorbeeld Dg3) 2.Dg3+ en zwart gaf op. Op 2…Kh8 volgt Pf7 mat en op 2…Kf8 volgt Pg6+ met dameverlies.
Uit de les van Jop weten we dat damewinst in dergelijke stellingen als wending kan voorkomen. Geen aftrekschaak, maar dameaftrek zal ik maar zeggen;-)