Wit geeft mat in vier (M.zucker, Sachsische Zeitung, 1980)
Is dit net als vorige week een tempoprobleem? Het zou immers leuk zijn voor wit een zetbeurt te kunnen overslaan, dan is Pf2 direct mat. Is het mogelijk een tempo te verliezen of zet zucker ons met deze gedachte op het verkeerde been en moeten we proberen een ander matnet te strikken?
Oplossing:
1. Pge3,Pf2; 2. Lg4+,Pxg4; 3. Pd1,P…; 4. Pf2
Dit is een stelling met zetdwang of ‘Zugzwang’ zoals de Duitsers en zelfs de Engelsen het noemen. We hoeven het idee van het matbeeld (met het Paard op f2) niet op te geven, maar moeten wel de loper met schaak offeren om zwart niet tot promotie (en schaak) te laten komen. Vervolgens is zwart weer in zetdwang en moet het Paard op g4, dat veld f2 dekt helaas een sprong maken.
Wit geeft mat in elf (B.Fargette, Dt Schachblatter, 1975)
Een heuse 11-zetter van de Fransman Fargette. Was zwart maar aan zet, dan was het simpel nietwaar? Misschien brengt deze hint je op het juiste spoor. Gebruik bij het oplossen een schaakbord: het is lastig om meerzetters alleen met een diagram op te lossen.
Het is in principe de bedoeling dat schaakstellingen volledig met je ‘geestesoog’ worden opgelost, dus niet door op het bord al wat zetten te spelen die goed lijken. Maar ook ik zondig wel eens tegen deze regel, omdat we nu eenmaal niet allemaal Anand heten.
Hoe kan je als wit met loper tegen loper een tempo verliezen? Dat is de cruciale vraag in deze stelling. Je moet proberen de stelling opnieuw op het bord te krijgen met zwart aan zet, dan is het snel mat.
Oplossing:
1. Le4,Lg8 (of La2 of Lf7) (op bijv. Lf1 volgt Ld3!); 2. Lf3 (dreigt Le2,Lc4 gevolgd door Ld3 en zwart is in tempodwang),Lc4; 3. Lh5,Lf1 (anders volgt Le2); 4.Lf7,Lc4; 5.Le6,Lf1; 6.Ld5,Lc4; 7.Lf3,La2 (of Lf7 of Lg8) (Na Lf1 volgt Le4); 8. Le2,Lc4; 9. Ld3 en we hebben ons doel bereikt. Dezelfde stelling als de uitgangspositie met ditmaal zwart aan zet. 9. …,Lxd3; 10. cxd3,P…; 11.Pxc7.
Wit geeft mat in drie (T.Fjeld, Schackvarlden, 1934)
Een miniatuur waarin het begrip 'oppositie' op een ongebruikelijke wijze is uitgewerkt. Maar laat je door deze hint niet van de wijs brengen! Niet al te moeilijk, dacht ik zo (alhoewel...), maar des te vermakelijker.
Oplossing:
1. Tf1, Lg5(Lf4,Le3,Lg7); 2. Db5(Dc4,Dd3,Dd3), L… ; 3. Dh5(Dg4,Df3)
, Txf1 ; 3. Dxf1
De zetten van de zwarte loper (behalve Lg7) worden netjes gespiegeld door de witte dame. De dame heeft van de koning gehoord wat oppositie inhoudt en er zijn eigen variant van gemaakt. Als de zwarte loper wijkt, komt de rij voor de dame vrij om mat te zetten.
Wit geeft mat in 3 (F. Healy, Bristol-toernooi, 1861)
Een bij insiders fameus probleem dat zorgde voor grote verbijstering en een nieuw thema: de 'Bristol-ruiming'. In die plaats vond in 1861 een componisten-toernooi plaats en deze stelling ging er met de hoofdprijs vandoor. Een zeer lastig probleem en bij uitstek geschikt voor onze top-schakers. Ikzelf heb voor dit probleem (en voor zijn bedenker Healy) in ieder geval het hoofd moeten buigen. Maar jij toch niet!?
Oplossing:
1. Th1,P…; 2. Dd6
1. Th1,L…; 2. Db1(dreigt Db4),Lb5; 3. Dg1
Zo ongeveer de meest onwaarschijnlijke zet is de sleutel. De toren geeft vrije baan aan de dame die matzet op g1.
Dit plaats maken voor de dame noemen we dus sinds 1861 Bristol-ruiming. In deze stelling is het aardig om na te gaan welke functie sommige stukken hebben. Zoals je weet hebben in probleemstellingen alle stukken altijd een bepaalde functie (met soms een uitzondering voor de witte Koning). Wat is met name de functie van de witte loper op a1? Het voorkomt simpelweg de nevenoplossing Ta1 als sleutelzet.
Wit geeft mat in 5 (K. Junker, Rochade, 1980)
Een mooie 5-zetter deze week over de kracht van het paard (net als op de lesavond)! De zwarte koning dreigt via c4 en c3 de vrije ruimte in te vluchten en dat moeten we niet hebben. Hoe kan wit deze vluchtweg afsnijden en daarna het mat bewerkstelligen?
Oplossing:
1. P8a7,Kc4; 2. Pb5,Kd5; 3. Pc3+,Kc4; 4. Pd1,Kd5; 5. Pe3.
Een aardige manoeuvre van het witte paard, waardoor zwart zijn kerker niet uitkomt. Eerst dekt het paard tweemaal veld c3 om tenslotte bij de matzet veld c4 te dekken, maar ook het matveld d5 te bestrijken. Bij het oplossen van dergelijke probleemstellingen helpt het om eerst na te gaan welk wit stuk nog geen functie heeft. Hier dus Pc8. En vervolgens op zoek te gaan naar het veld waarop dit stuk mat zou geven. Het komt namelijk maar zelden voor dat wit zwart toelaat om een vlucht te organiseren, al zijn ook dergelijke stellingen gecomponeerd, al was het maar om de oplosser op het verkeerde been te zetten.
Wit geeft mat in drie (V. Pachman, Schachmaty, 1936)
Een compositie van Vladimir Pachman, een broer van de gerenommeerde oud-topschaker Ludek Pachman. Een komische stelling, waarin de toren op f1 lijkt te moeten spelen, maar zo ja waarheen?
Oplossing:
1. Tf6,h2 ; 2. Te6,hxg1(D,P,T,L) ; 3. Th6
1. Tf6,Kh2 ; 2. Tf3,Kh1(e6,e5) ; 3. Txh3
1. Tf6,exf6(e6,e5); 2. Pf3+,g1(D,P,T,L) ; 3. Txg1
Op 1. Tf3? volgt h2 gevolgd door e6 of e5.
Wit geeft mat in drie (H. Hofmann, Bayrische Problem-Meisterschaft, 1948)
Deze week een echte problemisten-stelling, d.w.z. geen 'natuurlijke' partij-look-alike, maar een gebrouwen, onnatuurlijke 'compositie' met veel mogelijkheden voor 'blokkades' en 'schijnsleutelzetten (verleidingszetten)', dat dan weer wel. Het won de eerste prijs in bovenstaand toernooi, dus puzzel er op los!
Als je serieus naar de stelling hebt gekeken, is je de mogelijkheid van een matnet na bijv. 1. Lg7,Pc1 (en alle andere velden voor het zwarte paard) 2. Lxe5, Kxe5 en 3. Df6 niet ontgaan. Bovendien lijkt het paard op d5 op flink wat velden mat te kunnen geven. Na P5c3? speelt zwart echter Pc1, na Pb6? volgt Pb2, na Pc7? volgt Pxc5 en na Pe7? volgt tenslotte Pb4. Dus helaas pindakaas voor dit paard (tenminste als sleutelzet). We noemen dit verleidingszetten.
Dan maar Lg7 proberen? Helaas is pion c5 dan ongedekt en slaat de zwarte koning deze.
Oplossing:
1. Ld6 (Het zwarte paard mag niet spelen zoals we al zagen, anders volgt Lxe5+),
1. …, Lc1; 2. P5c3 en 3. Pe2
1. …, Lb2; 2. Pb6 en 3. Dc4
1, …, Lb4; 2. Pe7 en 3. Pc6
1, …, Lxc5; 2. Pc7 en 3. Pe6
Dus die arme zwarte loper blokkeert iedere keer een ander verdedigingsveld waar het zwarte paard naar toe had gewild.
Wit geeft mat in twee (S. Loyd, Detroit Free Press, 1877)
Een eenvoudige probleemstelling deze week van grootmeester Loyd. Afgezien van de Arabische Mansuben (zie een vorige aflevering), kan men stellen dat omstreekst 1850 het schaakprobleem een eigen plaats kreeg naast de normale schaakpartij. Bij die beginperiode hoort eigenlijk maar een naam: Samuel Loyd (1841-1911). Deze man was befaamd om zijn fantasie en humor. Hij hied zich met allerlei puzzels bezig en was zijn tijd ver vooruit. Op zijn 14de componeerde hij zijn eerste schaakprobleem.
Oplossing:
1. Da1(dreigt Kf7),Lg8(Kg8); 2. Kxg6(Da8)
De matstellingen na aftrekschaak met 2. Kf7 en 2. Kxg6 vormen een ‘echo’. Dit thema komt in veel schaakproblemen voor.
Op wat latere leeftijd hield Loyd zich o.a. bezig met mathematische problemen, cartoons tekenen, hout graveren en goocheltrucs… een ware autodidact. Een bekende schaakpuzzel van hem is de volgende: “Place the Queen on a chessboard and pass her over the entire sixty-four squares and back again to the point of beginning in fourteen moves.”
Als schaker was hij zeker verdienstelijk, maar onpragmatisch, want hij toverde liever gecompliceerde stellingen op het bord dan effectief voor de winst te gaan. Toch deed hij soms mee met grote toernooien. Al eindigde hij vaak onderin, zijn fantasievolle partijen kon iedereen bekoren. Ik kan me zo voorstellen dat de topspelers zijn wilde partijen met een vertederd lachje hebben gevolgd. Wie zou er in onze club op hem lijken?
Voor wie niet genoeg kan krijgen van Samuel, hier nog een paar van zijn schaakpuzzels:
A) If both players make the same moves, how can White mate in four moves?
B) If both players make the same moves (when possible), how can White force Black to mate White in eight moves?
C) How can discovered checkmate happen in four moves?
D) Find how a stalemate could happen in ten moves.
E) Find a game where perpetual check can be forced from the third move.
Wit geeft mat in twee (W. Smith en H. Bettmann, V. Sydney Telegraph, 1901)
Na de vele 'miniaturen' (7 of minder stukken) van afgelopen weken, ditmaal een mat in twee met 12 stukken. Een probleem met 8 tot 12 stukken heet een 'Meredith'. We zien dat de stelling voor een clubschaker vrij onnatuurlijk aandoet, d.w.z. niet lijkt te zijn voortgekomen uit een normale partij. Voor een echte problemist is dat echter geen probleem! Voor jou ook niet? Aan het werk dan maar, met als thema ditmaal: de 'Pickabish'!
In problemistenland noemt men miniaturen en Meredith’s ‘economisch’, d.w.z. dat met weinig stukken toch thema’s als de Grimshaw, de Indier, de Herlin etc. fraai zijn uitgewerkt. Bij competities voor schaakproblemisten wordt een economische probleemstelling dus vaak hoger gewaardeerd!
In ons probleem van de week wordt tweemaal het thema ‘Pickabish’ toegepast. ‘Pickabish’ is een samenvoeging van pickaninny (zwarte pion) en bishop (loper). Uit de naamgeving blijkt al dat het thema iets met een pion en een loper te maken heeft. Men spreekt van een ‘Pickabish’ als loper en pion elkaar wederkerig in de weg staan (wederkerige interferentie) op eenzelfde veld. In onze puzzel van deze week zijn er twee ‘Pickabishes’: op c6 en e6.
Problemisten zijn er in de loop der jaren van overtuigd geraakt dat een dubbele Pickabish niet mogelijk is met minder dan 12 stukken. Alleen om die reden alleen al geniet de probleemstelling bij insiders grote waardering. Tegenwoordig zouden we aan zulke hobbyisten een hoog Nerd-gehalte toekennen, maar in 1901 had men daar geen boodschap aan, integendeel.
Oplossing:
1. Da8 (dreigt Dd5), c6; 2. Da4
Lc6; 2. Da7
e6; 2. e5
Le6; 2. Dh8